Aangezien we maar om 8u30 kunnen ontbijten, slapen we wat uit. Gelukkig hebben we de vensters gesloten, want onze kamer is aan de straatkant, en het is er redelijk druk. Tegen half negen gaan we ontbijten, en het ontbijt is buiten, met zicht op zee. Aan de achterkant is het zeer rustig. We verorberen de eitjes, de Spaanse kaas en ham, en na dit alles zijn we klaar om verder te rijden. Het zonnetje is al volop van de partij.

Iets voor den tienen zijn we weg, en rijden een gans stuk naast de kust. Met een zalig briesje is het aangenaam rijden. Plots rijden we achter een wit autootje met een stinkende uitlaat, die is zeker al jaren niet meer op onderhoud geweest, en even later hangen we achter een camper die tegen 10km per uur de kronkelende wegen probeert op te rijden. Ondanks de smalle en bochtige wegen, lukt het ons om voorbij te steken. Onze eerste stoppplaats is Deba, volgens het plakkaat de oudste stad van Europa. De nodige foto’s worden genomen. Plots kruipt er iets groen aan mijn voeten, een klein hagedisje dat maar al te graag mee op de foto wil. Ik heb er alweer een vriendje bij. We moeten voorbij Bilbao, en omdat we niet door de stad willen rijden, moeten we eromheen rijden. Het is het ene industrieterrein na het andere, met het ene rondging na het andere. Op 1 rondpunt ligt er zelfs een vrachtwagen op zij zijkant, waarschijnlijk iets te hard gereden. Het is niet leuk rijden hier, en mijn rechterbeen begint alweer te slapen, zelfs zo erg dat nu ook mijn rug begint pijn te doen. Gelukkig kunnen we iets na den twaalven de saaie baan verlaten, en op de parking van een sportcomplex houden we halt om wat te drinken en te knabbelen. Het krioelt hier van de hagedissen, ze lopen achter elkaar, bespringen elkaar, ze zijn zo zot als een achterdeur.

Na het intermezzo zetten we koers richting de kust, we gaan naar Plaza de Ostende. We parkeren de moto, en bezoeken langs de buitenkant de Iglesio de Santa Maria en de Castro Urdiales, een kerk en een kasteel. Het is hier aangenaam vertoeven, het zonnetje is van de partij en een briesje houdt alles koel. Op een terras bij een Spanjaard genieten we van iets fris. We zetten onze koers verder richting Liendo, waar de nodige foto’s worden genomen van de mooie vergezichten. Het is 22 graden, en hier zonder wind, is het warm. We verlaten de kustlijn, en rijden richting de bergen. Het is hier erg groen. Bij Soba houden we even halt voor de foto’s. We passeren de puerto de los Tornos, en zitten op 920 m. De uitzichten zijn adembenemend. Ondertussen voelt mijn rechterbeen weer normaal, en is de pijn in de rug verdwenen, waarschijnlijk door het vele op en afstappen en de kleine wandelingetjes die we maken. Het is hier echt de ene bocht na de andere. De volgende pas kondig zich al aan Portillo de la Sia. We zitten hier aan de andere kant van de berg, de schaduw kant, en plots voelt het koud, het is maar 14 graden meer. Langs de kant van de weg ligt een stier met zijn kudde koeien. En even verderop springen de geitjes lustig heen en weer. Als we beneden zijn, zitten we weer in het zonnetje en gaan weer omhoog, naar de Mirador de Alisas, op 674 m. In de weide staat een ezeltje, en als ik hem wil trekken, toont hij zijn gat.

Via kronkelende wegeltjes, waar we geen kat tegenkomen, rijden we richting Liérganes, een bergdorpje, waar we logeren in hotel Miera. We hebben een kamer met zicht op de bergen, zalig gewoon. Ook hier alweer spreken ze geen Engels, maar gelukkig verstaan ze ons wel. Na een verfrissende douche, gaan we eten in het restaurant rechtover het hotel. We gaan voor de tapas, en bestellen maar al te graag verschillende schotels. De juffrouw die komt opnemen zegt dat het veel te veel is, en dat we met 2 schotels meer dan genoeg gaan hebben. We smullen van salami, hesp, calamares, salades, balletjes, … En inderdaad de juffrouw had gelijk, onze buikjes zijn meer dan gevuld. We betalen maar 40€, en zijn dik gegeten. Moe maar voldaan kruipen we onder de wol.
